Misschien had hij enkel een zwerversnatuur
En was hij een blad in de wind
Misschien zocht hij daarom geen rust en geen duur
Verwondering kent ieder moment
Hij bouwde geen huis met een drempel, een tuin
Een brandkast voor de winter die komt
Hij zwierf door het hemelse rijk maar wat rond
Als een blad, als een steen, als een hond
Hij zong van de vrijheid, hij zong van de wijn
Hij zong van het korte moment
Het korte moment, dat een parel kan zijn
In 't leven dat ieder wel kent
Hij kende het troostende liefdesgebaar
Hij kende de as van het vuur
Hij voelde de pijn van het menselijk tekort
Maar hij zong naar zijn eigen natuur
In de Gele Rivier, op een maanlichte nacht
Zong hij zomaar met 't oog op de maan
Maar hij reikte te ver, en het is daar te diep
Veel te diep voor een mens om te staan
Een boot die leeg aankwam vertelde het nieuws
Aan de oever die schuilging in 't riet
En nog steeds zingt Huang-Ho zijn troosteloos lied
Om Li Po, maar Li Po hoort het niet
_______________________________________________
De drie gezellen
In t bloeiend loofprieel zit ik alleen
En drink, verlangend naar een kameraad,
Is geen nabij, die met mij drinken wil?
Daar komt de maan en groet mij als een vriend
En nog een derde duikt daar op: mijn schaduw!
Mijn schaduw en de maan! Bij God, twee stille
Gezellen en geen droppel drinken zij!
Mijn schaduwbeeld beweegt zich zooals ik,
Bleek is de maan Gezellen, k heet u welkom.
Nu laat ons zwelgen tot de lente bloeit.
Ik zing en lachend luistert naar mijn lied
De maan, ik dans en vroolijk danst mijn schaduw.
Hallo, gezellen! Welk een drinkgelag!
O blijft mij trouw, tenminste tot zoo lang
Als heldre zin mijn woorden nog bezielt.
Doch als de roes mijn slapen heet doorwoelt
Vaarwel dan, vriendschap! Vrienden, dan vaarwel!
Wij scheiden in den vroegen morgenschemer,
Maar niet voor lang Ja, morgenavond vieren
Wij feest weer samen willen wij, gezellen?
Li Po.
In het nederlands getaald door Hιlθne Swarth,
in: H. Bethge, De Chineesche fluit, Amsterdam, 1921; p. 34