De monnik Ho Tei reisde lang geleden
gelukkig en zorgeloos
van dorp tot dorp
door de bergen van Japan.
Hij droeg een oeroud kostbaar houten beeld met zich mee.
Voor de dorpsbewoners
maar vooral voor Ho Tei
deed dit beeld wonderen.
Het beeld bracht hem voortdurend
blijdschap, welvaart, voorspoed, gezondheid
en dat alles tegelijk.
Als Ho Tei zich neerzette op een dorpsplein
vertelde hij de mooiste verhalen uit het leven van de Boeddha
en sprak over de juiste weg die gevolgd moet worden
voor het bereiken van het ware geluk.
Alle kinderen luisterden en lachten
om de grappige en vrolijke verhalen van Ho Tei.
De grote mensen slopen dan achter Ho Tei om
en probeerden zijn Boeddhabeeld even aan te raken.
Zij zochten zo de kortste weg naar hun geluk.
Op een mooie lente morgen waren al veel mensen
opgekomen naar het dorpsplein
in verwachting van de komst van Ho Tei,
de voorafgaande dag uit een dorp aan de andere zijde
van de berg naar hen vertrokken.
Daar kwam Ho Tei!
Vrolijk lachend en pratend, omringd door kinderen
die hem voortdurend om meer van zijn verhalen vroegen.
Maar de wachtende mensen keken verbaasd en verontrust.
"Waar is het beeld, Ho Tei ?" vroegen zij.
"Ach, het was koud op de pas," sprak Ho Tei,
"Ik had niets anders bij me om mijzelf
bij de ochtendthee
te kunnen verwarmen."
"Maar ik maak wel weer een nieuw geluksbeeld."
En dat deed hij.
lpf 2013b