De vraag is altijd welke de meest relevante competenties zijn waarop het onderwijs aan de studenten gericht en ingericht moet worden.
Meestal lijken alle denkbare competenties voor de studenten wel relevant, wat het kiezen voor een specifieke competentie nogal bemoeilijkt. Verder is het niet gemakkelijk om een uitgekozen abstract competentiebegrip te koppelen aan een concreet vakinhoudelijk element dat essentieel is en waarbij de gekozen competentie bij uitstek noodzakelijk is voor het praktisch uitoefenen van het vak.
Het gevaar is dat de docenten een grijze competentiebrij krijgen opgediend. Die bestaat dan uit een mix van kwaliteiten, vaardigheden en kennisfeitjes die altijd wel ergens goed voor zijn, gemakkelijk in een lesprogramma kunnen worden ingepast en bij ongeveer alle beroepen wel nuttig zijn. Maar ze behoren nergens specifiek thuis. Een dergelijke vage grijze brij motiveert noch de docenten, noch de studenten.
Toch zijn er genoeg praktische aangrijpingspunten.
Maar dat vergt enig “omdenken”.
Traditioneel beroepsonderwijs wordt verondersteld studenten alle kwaliteiten, kennis en vaardigheden bij te brengen die zij bij de uitoefening van hun beroep nodig hebben.
Competentiegericht beroeps onderwijs verschilt hiervan slechts in zoverre dat het zich in het bijzonder richt op het bijbrengen van competenties. Competenties, dat zijn: de kwaliteiten, kennis en vaardigheden die nodig zijn voor bovengemiddeld, liefst zelfs excellent functioneren in de praktijk van het beroep. Ga als docent zo vaak mogelijk kijken naar de werkelijke uitvoering van het beroep en neem de praktijk als uitgangspunt voor het onderwijs.
Wanneer je de bij te brengen kwaliteiten, kennis en vaardigheden als uitgangspunt voor het onderwijs kiest wordt het niet gemakkelijk om een modern competentiegericht onderwijs in te richten dat zich duidelijk onderscheidt van de traditionele vorm van onderwijs.
Maar als excellent functioneren in de beroepspraktijk als uitgangspunt wordt gekozen kan het inrichten van een competentiegericht onderwijsprogramma zowel interessanter als gemakkelijker worden. Met dit startpunt kunnen onderwijsprogramma’s ontworpen worden die zowel variabel als flexibel zijn en die ruimte nemen voor het inpassen van specifieke wensen, mogelijkheden en omstandigheden van de studenten. Dat opent de mogelijkheid om programma’s te ontwerpen die in aanzienlijke mate afgesteld kunnen worden op zowel de interesses en de persoonlijke mogelijkheden van de studenten en docenten als op de behoeften op de arbeidsmarkt.
Hierbij dan een recept voor een aanpak voor competentiegericht beroepsonderwijs in het vmbo:
[1] Benader
dit als een soort "memetische code" (= meme; zie hiervoor de RGW begrippenlijst ) voor een “beroepsprofiel par excellence”.
[2] Dit wordt
dan de "memetische code" voor het op dat profiel afgestemde competentiegerichte
onderwijsprogramma.