Startvragen naar gedrag bij het werk


GedragscriteriaStartvragen
Nr Een gedragscriterium is een verzameling van specifieke en observeerbare gedragsvormen die relevant is voor het werken in een organisatie. Startvragen zijn voorbeelden, suggesties, voor interviewvragen die leiden tot onderzoek naar dat gedrag.
1. Luisteren:

Tonen belangrijke informatie op te pakken uit mondelinge mededelingen. Doorvragen, ingaan op reacties.


  • Hoe laat u anderen merken dat u naar hen luistert? Kunt u een voorbeeld geven?
  • Gebeurt het weleens dat uw gedachten afdwalen als iemand u iets vertelt (of tijdens een les/lezing)?
  • Welk percentage van uw werk bestaat uit luisteren?
  • Vindt u zichzelf iemand die goed kan luisteren? Waaruit maakt u dit op.?
  • Vat u in een gesprek weleens samen wat u gehoord hebt?
  • Kunt u een voorbeeld geven van een recente situatie waarin u, door goed te luisteren, informatie heeft opgepikt die een ander wellicht zou kunnen zijn ontgaan?
  • Dit gedragskenmerk laat zich tijdens een gesprek goed observeren. Noteer hoe goed/slecht de gespreksdeelnemer heeft geluisterd.
2. Mondelinge presentatie:

Ideeën en feiten op heldere wijze presenteren, gebruikmakend van juiste middelen.


  • Mondelinge presentatie is een gedragsvorm die in het gesprek rechtstreeks geobserveerd kan worden. Kijk en noteer:
  • Vermijdt onnodige uitwijdingen
  • Geeft de essentie van een complexe zaak beknopt weer
  • Geeft ruimte om vragen te stellen en gaat daar goed op in.
  • Sluit aan bij situatie en kenmerken van de toehoorders.
  • Zet op bord, flap of sheets precies de kern van de zaak
  • Spreekt helder verstaanbaar en goed nederlands
  • Legt goed uit
  • Voegt iets extra's toe door wijze van presentatie
  • Gaat met overheadprojector, e.d. hulpmiddelen vaardig om
3. Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid:

Ideeën en meningen in begrijpelijke taal aan anderen mondeling duidelijk maken.


  • Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid is een gedragsvorm die in het gesprek rechtstreeks geobserveerd kan worden. Luister en noteer:
  • Formuleert helder en duidelijk
  • Spreekt in begrijpelijke taal
  • Kiest zorgvuldig de juiste woorden
  • Pauzeert, let op reacties van de toehoorders.
  • Brengt de bedoeling van de boodschap goed over
  • Verheldert een onderwerp met pakkende voorbeelden.
4. Overtuigingskracht:

Gedrag dat er op gericht is om anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en instemming te krijgen met bepaalde plannen, ideeën of produkten.


  • Wat is volgens uw beste voorstel, dat door anderen is overgenomen? Hoe heeft u dat bij hen aangekaart?
  • Wat was uw beste voorstel dat uw niet werd geaccepteerd? Waarom werd het niet geaccepteerd?
  • Kunt u uw moeilijkste ervaring met het veranderen van iemands plannen beschrijven? Wat heeft u allemaal geprobeerd om uw doel toch te kunnen bereiken?
  • Welke eigenschappen moet een goede verkoper volgens u hebben?
  • Waarom? (In dit geval kunt u dit gedragskenmerk tijdens het gesprek waarnemen)
  • Hoe heeft u in het laatste jaar vanuit uw functie als staffunctionaris het lijnmanagement overtuigd? Geef eens een voorbeeld.
  • Iedereen gaat meestal uit van zijn eigen gelijk tijdens discussies. Hoe is het u gelukt anderen te overtuigen van uw standpunt? Geef eens een voorbeeld.
  • Wat is de beste benadering om een impopulair standpunt te verkopen volgens u? Hoe heeft u dit zelf tot nog toe gedaan? Kunt u iets vertellen over een situatie waarin u hiermee te maken heeft gehad?
  • Dit gedragskenmerk laat zich uiteraard goed meten door het waarnemen tijdens het gesprek. Let daarbij vooral op de eerste indruk en of deze indruk tijdens het gesprek verandert. Beschrijf deze verandering.
5. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid:

Ideeën en meningen in begrijpelijke en correcte taal op schrift stellen.


  • Welke ervaring hebt u met notuleren? Ontvangt u weleens reacties op door u gemaakte verslagen?
  • Wat was de moeilijkste notitie die u ooit heeft moeten schrijven? Wat vond u daar moeilijk aan? Wat waren de reacties van de lezers?
  • Wat waren uw cijfers voor Nederlands op school?
  • Maken anderen u wel eens attent op spelfouten of slecht lopende zinnen?
  • Welke ervaring heeft u in het schrijven van stukken? Wat voor soort documenten heeft u geschreven en voor welk lezerspubliek waren ze geschreven?
  • Schrijft u graag? Welke reacties krijgt u daarop? Geeft u eens een voorbeeld van een hele positieve en een hele negatieve reactie?
6. Flexibel gedrag:

Indien zich problemen of kansen voordoen de eigen gedragsstijl veranderen ten einde een gesteld doel te bereiken.


  • Wat is de belangrijkste 'storende' verandering waarmee u in uw functie te maken heeft gehad in het afgelopen half jaar? Wat heeft u gedaan om uw doelstelling toch te verwezenlijken?
  • Wijkt u weleens af van een voorgenomen plan of een methodiek? Zoja, wanneer en waarom?
  • Kunt u voorbeelden geven van twee totaal verschillende benaderingswijzen die u heeft gehanteerd om een en hetzelfde doel te bereiken?
  • Geef een korte beschrijving van uw beste en uw slechtste medewerker. Hanteert u voor hen een verschillende aanpak? Hoe?
  • Is het wel eens voorgekomen dat u te maken kreeg met een vorm van werkstaking of extreme onderbezetting, waardoor de continuiteit in de werkzaam heden ernstig werd bedreigd ? Hoe heeft u toen gehandeld?
  • Heeft u voor de goede uitvoering van het werk weleens 'obstakels moeten omzeilen' die in de weg stonden? Kunt u vertellen wat u toen heeft gedaan?
7.Groepsgericht leiderschap (Beïnvloeden van groepen):

Richting en sturing geven aan een groep, samenwerkingsverbanden tot stand brengen en handhaven.


  • Heeft u weleens leiding gegeven aan een werkgroep, waarvan de leden - hierarchisch gezien - niet onder u stonden? Hoe heeft u dat gedaan?
  • Wat zijn uw ervaringen met leidinggeven?
  • Kunt u een voorbeeld geven van een van de moeilijkste groepen waarvan u medewerking moest zien te verkrijgen?
  • Wat voor formele positie had u naar die groep? Wat heeft u gedaan?
  • Heeft u weleens een nieuw idee ontwikkeld, dat een duidelijke verandering, bijvoorbeeld in de werkwijze op uw afdeling, tot gevolg had? Werd uw idee geaccepteerd? Hoe heeft u gehandeld om deze acceptatie te realiseren?
  • Hoe vaak vergadert u met uw directe medewerkers? Waarom vinden de vergaderingen met deze frequentie plaats? Hoe heeft u zich op de laatste vergadering voorbereid?
  • Wat was het laatste beleidsonderwerp waarbij u uw medewerkers heeft betrokken? Hoe heeft u dat gedaan?
  • Als leidinggevende hanteert u motivatietechnieken. Kunt u voorbeelden geven hoe u mensen motiveert?
8. Individugericht leiderschap (Beïnvloeden van afzonderlijke personen):

Richting en sturing geven aan een medewerker in het kader van diens taakvervulling.


  • Heeft u weleens moeten bemiddelen in een samenwerkingsconflict tussen twee medewerkers? Wat heeft u ondernomen om deze medewerkers in staat te stellen beter samenwerken?
  • Is het wel eens voorgekomen dat een van uw medewerkers een duidelijk andere kijk op de afdelingstaken naar voren heeft gebracht dan u? Zo ja, beschrijf deze situatie.
  • Welke benadering heeft u gekozen om deze medewerker te overtuigen?
  • Heeft u weleens een medewerker gehad die naar uw mening minder goed functioneerde? Welke maatregelen heeft u toen getroffen?
  • Heeft u weleens een medewerker op het matje geroepen? Hoe heett u dit precies aangepakt?
9. Ontwikkelen van medewerkers, cliënten of cliëntsystemen:

Analyseren van ontwikkelbehoeften en het (laten) uitvoeren van ontwikkelingsactiviteiten.


  • Welke ontwikkelingsactiviteiten heeft u het afgelopen jaar voor uzelf ondernomen?
  • Is het wel eens voorgekomen dat u vanwege tijds- of werkdruk gedwongen was een training voor een medewerker af te zeggen? Hoe heeft u hierin gehandeld?
  • Hoeveel tijd besteedt u gemiddeld aan de ontwikkeling van uw medewerkers? Geef eens een voorbeeld hoe u die tijd aan deze ontwikkeling besteedt.
  • Kunt u een voorbeeld geven van een medewerker die minder goed heeft gefunctioneerd? Welke acties heeft u concreet ondernomen om dit aan te pakken?
  • Heeft u al eens een individueel ontwikkelplan gemaakt? Hoe bent u daarin te werk gegaan?
  • Heeft u weleens te maken met een over ambitieuze medewerker? Wat heeft u gedaan om deze medewerker tevreden te stellen?
  • Bent u weleens als mentor/coach gefunctioneerd? Vertel eens wat u toen deed.
  • Bent u wel eens in de situatie geweest dat u een collega iets moest leren? Hoe heeft u dat aangepakt?
  • Kunt u een voorbeeld geven waarin, onder uw verantwoordelijkheid, sprake was van een 'training on the job'?
10. Optreden:

Een goede eerste indruk maken en deze indruk handhaven.


  • Hebben anderen u wel eens gezegd wat u voor eerste indruk op hen maakt? Geef eens een voorbeeld.
  • Het maken van een goede eerste indruk is in commerciele en representatieve beroepen belangrijk. Geeft u eens een voorbeeld van de manier waarop u uw verkoopgesprekken in de laatste maanden heeft geopend? Heeft u een dergelijk gesprek ook weleens op een andere manier geopend?
  • Hebt u wel eens een presentatie voor publiek verzorgd? Hoe doet u dat?
  • Dit gedragskenmerk laat zich uiteraard goed meten door het waarnemen tijdens het gesprek. Let vooral op de eerste indrukken en of deze indrukken tijdens het gesprek verandert. Beschrijf de verandering.
  • Kijk en noteer:
  • Gedraagt zich bij eerste contact toepasselijk en correct
  • Heeft een positieve uitstraling
  • Manifesteert zich als iemand met persoonlijkheid
  • Indruk wordt bevestigd bij analyse arbeidsverleden
11.Samenwerken:

Bijdragen aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van persoonlijk belang is.


  • Heeft u weleens gefunctioneerd in een team of groep met een gezamenlijke opdracht? Wat was uw rol in deze opdracht?
  • Kunt u zich een situatie herinneren waarbij u zich niet heeft kunnen verenigen met de werkwijze van het team? Wat heeft u toen gedaan?
  • Heeft u weleens deelgenomen aan een multidisciplinair team of een multidisciplinaire projertgroep?
  • Is het wel eens voorgekomen dat er verschillende visies speelden over een bepaald onderwerp? Wat was uw rol daarin?
  • Hoe beleeft u de huidige manier van samenwerken met mensen in uw organisatie of afdeling? Hebben zich daarbij wel eens problemen voorgedaan?
  • Bent u weleens geconfronteerd met werkzaamheden die niet uw persoonlijke belangstelling hadden? Was het moeilijk voor u om dat naast uw normale werk uit te doen?
  • Bent u wel eens in de situatie geweest dat een team uit elkaar viel, omdat men niet met elkaar kon werken? Wat was uw rol daarin?
  • Werkt u op dit moment samen met collega's? Doen zich weleens conflicten voor in die groep en hoe gaat u daarmee om?
12. Sensitiviteit:

Zich bewust tonen van andere mensen en de omgeving, alsmede de eigen invloed hierop.
Gedrag dat getuigt van het onderkennen van de gevoelens en behoeften van anderen.


  • Heeft u een van uw medewerkers weleens moeten confronteren met disfunctioneren? Hoe ging u daarbij te werk?
  • Komt het voor dat er binnen uw omgeving mensen zijn, waaraan u zich ergert, omdat ze bijvoorbeeld dwarsliggen, zeuren, hun verantwoordelijkheden niet nemen of je onnodig met hun problemen lastig vallen? Kunt u een voorbeeld noemen? Hoe heeft u in die situatie gehandeld?
  • Heeft u wel eens gesprek gevoerd met een medewerker dat helemaal niet naar uw zin verliep, omdat de medewerker emotioneel reageerde? Hoe heeft u die situatie aangepakt?
  • Heeft u de laatste tijd een impopulaire maatregel moeten nemen? Wat zijn de reacties van de betrokkenen hierop geweest? Wat heeft u met deze reacties gedaan?
  • Heeft u weleens het gevoel gehad dat u anderen in een 'lastig parket' hadden gebracht? Kunt u deze situatie nader toelichten?
  • Kunt u zich een gesprek herinneren met een van uw medewerkers die problemen had of deze veroorzaakte?
13. Sociabiliteit:

Zich zonder moeite onder andere mensen kunnen begeven. Gemakkelijk naar anderen toestappen en zich gemakkelijk in gezelschap mengen


  • Legt gemakkelijk contact
  • Hoe gaat u te werk bij het leggen van contact als u - in zakelijk opzicht- nieuwe mensen ontmoet?
  • Komt het voor dat u naar recepties moet? Hoe vindt u dat?
  • Kwam het wel eens voor dat u onbekende mensen moest aanspreken? Hoe pakte u dit aan?
  • Bent u lid van verenigingen?
  • Hoe vaak gaat u naar vergaderingen, bijeenkomsten,etc, buiten het werk?
  • Zoekt u in uw vrije tijd graag mensen op?
  • Heeft u de medewerking van bepaalde instanties (of andere afdelingen) nodig voor een goede uitvoering van uw werk? Hoe gaat u hierin te werk?
14. Delegeren:

Eigen beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze toedelen aan de juiste medewerkers


  • Op welke momenten en in welke situaties laat u uw medewerkers zelf beslissingen nemen?
  • Kunt u voorbeelden geven wat voor werk u aan anderen opdraagt en hoe u dat controleert?
  • Is het zo dat u aan de ene medewerker meer overlaat dan aan de andere? Beschrijft u eens een voorbeeld uit uw eigen praktijk.
  • Door wie worden op d it moment uw werkzaamheden waargenomen?
  • Hoe kwalificeert u uw medewerkers op dit moment?
  • Als u iets heeft gedelegeerd, heeft u dan het gevoel dat u toch regelmatig moet inspringen? Waarom?
  • ls het wel eens voorgekomen dat u plotseling bent uitgevallen? In hoeverre konden uw medewerkers uw werkzaamheden waarnemen?
  • Heeft u in uw huidige functie uw medewerkers instructies gegeven hoe ze moeten handelen in zo'n situatie?
  • Voor welk type beslissingen geett u uw ondergeschikten de bevoegdheid om ze te nemen? Kunt u hiervan voorbeelden geven?
  • Op basis van welke criteria doet u dit? Wat heeft u geregeld voordat u de laatste keer op vakantie bent gegaan?
  • Toen u van vakantie terug kwam, hoe kon u zich toen op de hoogte stellen van wat er in uw vakantieperiode op het werk was gebeurd?
  • Kunt u een voorbeeld geven waarbij u zich genoodzaakt voelde een verleende bevoegdheid terug te nemen? Hoe is dat verlopen?
15.Plannen en organiseren:

Op effectieve wijze doelen en prioriteiten bepalen en benodigde acties, tijd en middelen aangeven om de bepaalde doelen te kunnen bereiken.


  • Wat waren het afgelopen jaar uw doelstellingen in uw werk? Zijn deze doelstellingen ook bereikt?
  • Hoe bent u op uw afdeling tot operationele plannen gekomen om nieuwe zaken aan te passen? Kunt u een voorbeeld geven?
  • Is het u wel eens overkomen dat een tijdsplanning moet worden bijgesteld door onvoorziene omstandigheden? Kunt u een voorbeeld geven? Wat heeft u toen gedaan?
  • Heeft u een bepaalde aanpak om zaken, die op korte termijn aangepakt moeten worden, in het oog te houden? Hoe ziet uw aanpak er concreet uit? Voorbeeld?
  • Hoe heeft u bepaald welke taken prioriteit hadden in het afgelopen jaar? Geef hiervan een paar voorbeelden.
  • Heeft u weleens actief meegewerkt aan een reorganisatie? Hoe zag het scenario voor deze reorganisatie eruit en wat is uw inbreng geweest tijdens de voorbereiding van deze reorganisatie?
  • Komt het wel eens voor dat aan u wordt gevraagd iets extra's te organiseren? Kunt u een voorbeeld geven?
  • Hoe heeft u de werkschema's voor uw afdeling in elkaar gezet; legt u dat eens nader uit?
  • Beschrijf eens hoe uw werkdag van afgelopen dinsdag er uit zag.
  • Wat was het grootste probleem dat u heeft moeten overwinnen, toen u de werkmethode wilde gaan veranderen? Wat heeft u ondernomen?
16. Voortgangscontrole:

Opstellen en uitvoeren van procedures om de voortgang van processen, taken of activiteiten van medewerkers en van zichzelf te bewaken en te controleren.


  • Op welke manier heeft u zich laten informeren over de voortgang van de werkzaamheden op uw afdeling?
  • Met welke regelmaat houdt u stafbijeenkomsten? Welke ondenwerpen heeft u tijdens de laatste stafbijeenkomst aan de orde gehad?
  • Welke vormen van controlemechanismen heeft u in uw werk ingebouwd, waarmee u in staat bent de kwaliteit van het door uw mede werkers geleverde werk te beoordelen? Kunt u een voorbeeld uit de praktijk geven, waarin u een van de controle mechanismen heeft gebruikt?
  • Welke methoden past u toe om goed geinformeerd te blijven over hetgeen in uw sestor gebeurd? Kunt u zich een situatie voor de geest halen waarin u gebruik heeft gemaakt van een dergelijke methode?
  • Welke verandering in de werkprocedures heeft u onlangs doorgevoerd op uw afdeling? Op welke manier heeft u de resultaten hiervan gemeten?
  • Welke informatie is voor u het belangrijkst om de effectiviteit van uw afdeling te kunnen bevorderen? Hoe heeft u van deze informatie in een concreet geval gebruik gemaakt?
  • Heeft u kwaliteitsbewaking toegepast? Kunt u daarvan een praktijkvoorbeeld geven?
17. Creativiteit:

Met oorspronkelijke oplossingen komen voor problemen die met de functie verband houden. Nieuwe werkwijzen bedenken ter vervanging van bestaande.


  • Meestal ontstaan goede ideeen in een kleine groep gelijkgestemden en niet in het hoofd van een persoon. Heeft u zo'n proces wel eens meegemaakt? Wat was uw inbreng in dat proces?
  • Welke onderzoeksactiviteiten heeft u tot nu toe gedaan? Kunt u aangeven welke vernieuwingen hieruit zijn voortgekomen?
  • Heeft u recent te maken gehad met een probleem waarvoor oude oplossingen niet 'werkten'? Wat hebt u toen ondernomen?
  • Als mensen u om advies vragen, wat voor soort problemen hebben zij dan? Kunt u een concreet voorbeeld geven? Wat heeft u die situatie geadviseerd?
  • Een belangrijke voorwaarde voor innovatief denken blijkt succesvol ondernemen te zijn. Welk soort vernieuwingen zqn volgens u in de nabije toekomst wenselijk voor de continulteit van ... ?
  • Is er in de organisatie waarin u nu werkt een verandering tot stand gekomen, die volgens uw collega's, voornamelijk is gerealiseerd door inventiviteit van uw kant?
18. Leervermogen:

Nieuwe informatie in zich opnemen en deze effectief toepassen.


  • Wat zijn omstandigheden waaronder u het gemakkelijk nieuwe informatie opneemt? Kunt u een voorbeeld geven?
  • Heeft u tijdens een inwerkperiode een aanpak waaraan u gewend was weleens moeten wijzigen door nieuwe informatie? Hoe ging dat?
  • U heeft een cursus gevolgd. Wat heeft u in deze cursus geleerd en hoe heeft u deze kennis in de praktijk toegepast?
  • Hoeveel tijd heeft u nodig gehad voordat u zich ingewerkt voelde in die functie? Hoe werd dat beoordeeld?
  • Heeft u weleens een iets uitgevoerd waarvan u achteraf tot de conclusie kwam als ik dat proJect opnieuw zou moeten uitvoeren, pakte ik het heel anders aan?
  • Welke ervaring in uw leven is voor u het meest leerzaam geweest? Kunt u aangeven hoe u de, door deze situatie, verworven kennis in de praktijk heeft gebracht?
19. Omgevingsbewustzijn:

Laten blijken goed geïnformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of de organisatie.


  • Kent de actuele nieuwsonderwerpen die van belang zijn voor het functiegebied
  • Hoe ver is het met automatisering binnen uw organisatie? Welke problemen rondom de introductie van automatisering waren te voorzien geweest volgens u en welke niet?
  • Welke tijdschriften/kranten/vakbladen heeft u het laatste half jaar gelezen?
  • Heeft uw organisatie weleens te maken gehad met nare consequenties van een politiek besluit? Hoe heeft u hierop geanticipeerd?
  • Hoe heeft u zich het afgelopen jaar op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen binnen uw vakgebied?
  • Welke veranderingen in de maatschappij hebben grote invioed gehad op uw werk in de laatste jaren.
  • Welke veranderingen in de maatschappij zullen volgens u uw werk in de komende tijd beinvioeden?
20. Oordeelsvorming:

Gegevens en mogelijke handelswijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar afwegen en tot realistische beoordelingen komen.


  • Over welke beslissing heeft u de laatste maanden lang moeten nadenken? Welke zaken heeft u toen allemaal tegen elkaar afgewogen?
  • Bij welke gelegenheden heeft u uw medewerkers in het besluitvormingsproces betrokken? Kunt u een bepaald voorbeeld geven?
  • Hoe heeft u de bijdrage van uw medewerkers in dat besluitvormingstraject mee laten wegen?
  • Kunt u twee voorbeelden geven van -door u genomen- succesvolle beslissingen gedurende het afgelopen halfaar? Welke alternatieven heeft u overwogen? Waarom is die beslissing goed uitgepakt?
  • Wat is de moeilijkste beslissing geweest die u in die functie heeft moeten nemen? Hoe bent u tot besluit gekomen?
  • Is het wel eens voorgekomen dat u het advies van iemand in de wind heeft geslagen? Kunt u een voorbeeld geven? Waarom heeft u dit advies in de wind geslagen?
  • Welke van de door u genomen beslissingen was het belangrijkste in het afgelopen jaar? Waren er nog andere mogelijkheden die u heeft overwogen? Wat waren de redenen dat u juist die beslissing heeft genomen?
  • Waarom is het volgens u nu het juiste moment om van baan te veranderen? Wat heeft ertoe geleid dat u solliciteert naar deze baan?
  • Over welke beslissingen, u in uw huidige werk genomen, heeft u het langst na moeten denken? Vertelt u daar eens iets meer over. Waarom vond u dat zo'n moeilijke beslissing?
21. Organisatiesensitiviteit:

Onderkennen van invloed en gevolgen van eigen beslissingen of activiteiten op andere onderdelen van de organisatie.


  • Hoe heeft u zich de laatste maanden op de hoogte gehouden van hetgeen er in de organisatie gebeurt?
  • Wat waren de voornaamste doelstellingen van uw organisatie het laatste jaar?
  • Met welke afdelingen/diensten/faciliteiten heeft u vaak te maken? Wanneer?
  • Met welke afdelingen/diensten/faciliteiten heeft u normaal gesproken rekening te houden, wanneer u een beslissing moet nemen?
  • Waarom juist met deze afdelingen/diensten/faciliteiten?
  • Van welke ondersteunende afdelingen/diensten/faciliteiten binnen uw organisatie bedrijf heeft u het vorige jaar gebruik gemaakt?
  • Hoe hebben gebeurtenissen binnen uw afdeling gevolgen gehad voor andere afdelingen?
  • Hoe ziet het organisatieschema van uw organisatie eruit?
  • Bent u wel eens in de situatie geweest waarin bleek, dat een andere afdeling 'last' had van een beslissing, die door u was genomen? Wat heeft u toen ondernomen?
22. Probleemanalyse:

Signaleren van problemen, herkennen van belangrijke informatie, verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van mogelijke oorzaken van problemen, zoeken van ter zake doende gegevens.


  • Soms duiken problemen totaal onverwachts op. Bent u weleens geconfronteerd met een situatie waarin u werd overvallen door een probleem?
  • Bent u weleens geconfronteerd met een situatie die later bleek veel ingewikkelder te zijn?
  • Heeft u weleens voor anderen in uw organisatie het bestaan van een belangrijk probleem gesignaleerd? Wanneer deed zich dit voor en wat was volgens u het probleem?
  • Met welk belangrijk probleem heeft u het afgelopen jaar te maken gehad? Beschrijf deze situatie eens. Welke stappen heeft u bij de inventarisatie van het probleem genomen? Wat was de oorzaak van het probleem volgens u?
  • Het kan voorkomen dat de resultaten van uw werk (of dat van het team) tegenvallen. Kunt u een voorbeeld geven van een situatie waarin uw resultaten achterbleven bij de verwachtingen? Waaraan lag dat volgens u?
  • Welke informatie is voor u van belang om uw functie goed uit te kunnen oefenen? Hoe heeft u zich van deze informatie op de hoogte gesteld en van welke informatiebronnen heeft u gebruikt gemaakt?
  • Heeft zich wel eens de situatie voorgedaan waarin u iets gedaan wilde krijgen, maar de betrokken medewerkers verschillende ideeen hadden over de oorzaken of de gewenste aanpak?
23. Visie:

Afstand nemen van de dagelijkse praktijk; zich concentreren op hoofdlijnen en op lange termijn beleid.


  • Kunt u beschrijven op welke manier u uw budgetbegroting voorbereidt?
  • Waarmee houdt u nu rekening als u uw budget vaststelt?
  • Wat waren in het afgelopen jaar de lastigste besluiten die u heeft moeten nemen? Kunt u aangeven met welke factoren u hierbij rekening heeft gehouden?
  • We kennen allemaal wel de situatie waarin we dachten dat we het probleem hadden opgelost om vervolgens tot de ontdekking te komen dat we alleen maar het symptoom van een nog groter probleem hebben zitten opgelost. Kunt u zich een situatie voor de geest halen waarin u dit zelf is overkomen?
  • Kunt u een voorbeeld geven van een besluit dat u heeft moeten nemen dat direct effect heeft gehad op het organisatiebeleid? Was het volgens u een juiste besluit?
  • Welke zaken, die zich voordoen buiten uw organisatie/afdeling, zullen uw organisatie het komende jaar beinvloeden? De komende vijf jaar? Op welke manier bereidt u zich voor op deze te verwachten veranderingen?
  • Wat zijn binnen uw afdeling de belangrijkste veranderingen die zich het afgelopen jaren hebben voorgedaan? En wat waren de belangrijkste veranderingen binnen uw totale organisatie? Op welke manier bent u daar mee omgegaan?
24. Ambitie:

Er naar streven hoger op te komen in de organisatie; gedrag vertonen dat er op gericht is carrière te maken en succes te boeken. Zich de moeite geven zichzelf te ontwikkelen om dit te bereiken.


  • Kunt u aangeven wat uw plannen zijn voor uw loopbaan? Welke termijn heeft u daarbij in gedachten?
  • Hoe belangrijk is geld voor u? Wilt u een voorbeeld of situatie weergeven waaruit dit blijkt?
  • Als we vijf tot tien jaar verder zijn, welke functie denkt u dan te vervullen?
  • Toen u pas van school, wat waren toen uw gedachten over geld?
  • Welke ideeen had u over uw carriere toen u pas van school kwam?
  • Hoe is het initiatief tot die studie ontstaan?
  • Wat heeft u gedaan om die interne promotie te verwezenlijken, die studie succesvol af te sluiten?
  • Wat trekt u aan in deze functie? Wat heeft u gedaan om de noodzakelijke kennis voor deze functie te verwerven?
  • Op welke wijze past deze functie in uw eigen loopbaanplanning?
  • Wat zijn uw beweegredenen om deze functie te willen?
25. Energie:

Gedurende een lange periode in hoge mate actief zijn wanneer de functie dat vraagt. Hard werken. Uithoudingsvermogen hebben.


  • Wat is voor u een goede reden om het werk uit te stellen? Geef eens een voorbeeld.
  • Heeft u een bepaald moment van de dag waarin u het meest actief bent en de beste prestatie levert?
  • Wanneer bent u het minst actief en het minst produktief?
  • Hoe vaak en hoeveel heeft u tijdens de afgelopen drie maanden overgewerkt?
  • Hoe verwerkt u achterstallig werk na bijvoorbeeld ziekte of vakantie? Kunt u een voorbeeld geven?
  • Hoeveel uren slaap heeft u normaal nodig? Kunt u zich een situatie herinneren waarin u na weinig te hebben geslapen toch actief moest zijn?
  • Heeft u onlangs nog extra lange werkdagen gemaakt. Wilt u aangeven wat hiervoor de redenen waren?
  • Bent u naast uw werk nog actief in het verenigingsleven en dergelijke? Hoeveel tijd besteedt u daar gemiddeld per maand aan?
26. Initiatief:

Kansen signaleren en er naar handelen. Liever uit zichzelf beginnen dan passief afwachten.


  • Heeft u weleens geprobeerd een manier te vinden om uw werkzaamheden makkelijker te maken? Wilt u dit beschrijven?
  • Welke veranderingen zijn er op uw initiatief onlangs binnen uw organisatie doorgevoerd?
  • Beschrijf eens een recent project dat u zelf in gang heeft gezet? Waarom bent u dat project gestart?
  • Heeft u op eigen initiatief de laatste tijd iets georganiseerd voor een club of een vereniging in uw vrije tijd?
  • Op welke wijze heeft u uw werk makkelijker kunnen maken, of hoe heeft u ervoor gezorgd dat uw werk u meer voldoening schenkt?
  • Op welke wijze heeft u bepaald welke opleiding(en) u ging volgen?
  • Hoe bent u aan uw laatste baan gekomen?
  • Wat is volgens u uw beste prestatie? Hoe heeft u die bereikt?
  • Welke nieuwe ideeen of suggesties heeft u de afgelopen maanden met uw leidinggevende besproken? Welke daarvan zijn uitgevoerd?
  • Bent u er nog eens bij uw leidinggevende op teruggekomen? Wat gebeurde er toen?
  • In de tijd dat u i opleiding was, heeft u toen weleens ideeen of suggesties aangedragen? Welke waren dit?
27. Klantgerichtheid:

Onderzoeken van wensen en behoeften van de klant en daarnaar handelen.


  • Vroeg of laat krijgen we allemaal weleens te maken met klanten die onredelijke eisen stellen. Wanneer bent u voor het laatst met een dergelijke situatie geconfronteerd? Wat heeft u toen gedaan?
  • Heeft u weleens extra inspanningen moeten leveren om een klant tevreden te stellen?
  • Vertel eens iets over een lastige klant waarmee u onlangs te maken heeft gehad. Waarom was deze klant lastig? Wat heeft u in die situatie gedaan?
  • Welke eigenschappen zijn volgens u van belangrijk om goed met klanten om te kunnen gaan? Kunt u een situatie beschrijven waarin u deze eigenschappen heeft gebruikt
  • Kunt u situaties vergelijken waarin u meer of minder effectief met klanten bent omgegaan? Wat heeft u in deze situaties anders ge daan?
  • Wat doet u om er zeker van te zijn dat uw klant tevreden is? Kunt u daarvan een voorbeeld geven?
  • Wat was de laatste keer dat uw leidinggevende kritiek heeft geuit op de wijze waarop u met klanten omgaat? Waarom kreeg u deze kritiek?
  • Hoe weet u dat uw klanten tevreden zijn? Geef eens een voorbeeld.
  • Kunt u een situatie benoemen waarin u vragen moest stellen aan en nauwkeurig msest luisteren naar de klant, om het probleem van deze klant voldoende helder te krijgen?
28. Management identificatie:

Zich vereenzelvigen met de belangen en problemen van het management.


  • Aan wie is de directie van uw organisatie verantwoording schuldig?
  • Welke spanningsvelden of tegengestelde belangen zouden zich hierbij volgens u voor kunnen doen?
  • Heeft het hoger management volgens u momenteel met problemen te maken?
  • Politici wordt nogal eens verweten dat ze bijvoorbeeld in interviews zeer vage uitspraken doen. Kunt u zich voorstellen waarom?
29. Onafhankelijkheid:

Acties ondernemen die meer gebaseerd zijn op eigen overtuigingen dan op een verlangen anderen een plezier te doen.


  • Wat heeft u in uw functie op u genomen, zonder dat deze zaken tot uw officiele taakomschrijving behoren? Waarom heeft u dit gedaan?
  • Bent u, om uw doel te kunnen bereiken, weleens bewust tegen tradities of regels ingegaan? In welke situatie gebeurde dat en wat heeft u toen precies gedaan?
  • Wat beviel u het meest in uw functie? Wat het minst? Wat heeft u voor uzelf hieraan gedaan?
  • Heeft u weleens een project of een idee doorgezet ondanks verzet hiertegen vanuit de organisatie? Wilt u eens een voorbeeld geven.
  • Kunt u een situatie benoemen noemen waarin u zelf actie heeft ondernomen, terwijl uw baas dat eigenlijk had behoren te doen?
  • Waar liggen de grenzen van uw bevoegdheden in uw functie? Bent u weleens over deze grenzen heen gegaan? Op welk moment heeft u uw leidinggevende geraadpleegd alvorens actie te nemen?
  • Gebeurt het wel eens dat u toegeeft om een ander een plezier te doen? Kunt u daarvan een voorbeeld geven?
  • Kunt u een voorbeeld geven waarbij u en uw leidinggevende van mening verschilden over de werkzaamheden? Heeft u daar wel eens met uw leidinggevende over gesproken?
  • Hoe bent u er toe gekomen om voor deze opleiding te kiezen?
30. Ondernemerschap:

Signaleren van kansen in de markt, zowel voor bestaande als nieuwe produkten/diensten. Daar naar handelen en daarbij risico's durven nemen.


  • Heeft u weleens voorgesteld nieuwe markten voor bestaande produkten te gaan bestrijken?. Welke markten en produkten waren dat?
  • Waarom heeft u deze voorstellen gedaan? Wat heeft u gedaan om anderen te overtuigen?
  • Heeft u weleens een nieuw produkt op de markt gebracht (ook als het oorspronkelijke idee voor het produkt niet van u zelf was)? Welke rol heeft u hierin gespeeld?
  • Heeft u weleens voorstellen gedaan aan uw management voor ontwikkeling van nieuwe produkten? Wat was de inhoud van deze voorstellen?
  • Heeft zich weleens een situatie voorgedaan waarin u als leidinggevende eindverantwoordelijke was en de resultaten niet werden gehaald? Wat heeft u toen gedaan? Wat heeft u gedaan om uw resultaten te verbeteren? Waar haalde u uw ideeen vandaan?
  • Welke ontwikkelingen zijn u de laatste tijd opgevallen in de branche en in de markt van uw organisatie? Op welke wijze heeft u hiervan gebruik gemaakt?
  • Is het weleens voorgekomen dat u een riskante, zakelijke beslissing moest nemen? Waarom was dat? Waarin zat het risico?
31. Inzet (Prestatiemotivatie)

Gedrag dat getuigt van het stellen van hoge eisen aan eigen werk. Laten zien niet tevreden te zijn met een gemiddelde prestatie.


  • Heeft u recnt iemand beoordeeld op zijn prestaties? Wat was daarbij volgens u het onderscheid tussen een goede en een gemiddelde prestatie?
  • Kunt u zich een situatie voor de geest halen waarin u uw eisen te hoog of te laag had gesteld?
  • Wanneer was het de laatste keer dat u complimentjes heeft uitgedeeld aan een van uw medewerkers? Op welke manier heeft u dat gedaan?
  • In welke situatie heeft u naar perfectie gestreefd? Concreet voorbeeld?
  • Welke eisen heeft u aan uzelf gesteld in het werk? Heeft u deze eisen ook aan uw collega's gesteld?
  • Heeft u weleens in een team gefunctioneerd? Wat waren uw verwachtingen van uw teamgenoten in die situatie? Kwamen die uit?
  • Wanneer bent u zelf tevreden over uw werk?
  • In welke situatie heeft u niet aan uw eigen eisen kunnen voldoen? Wat heeft u toen gedaan?
  • Heeft u weleens sterk de behoefte complimenten over het verrichte werk uit te delen of te ontvangen?
  • Kunt u zich een situatie herinneren waarin u zich er naar uw eigen idee met een 'Jantje van Leiden' van heeft afgemaakt?
32. Aanpassingsvermogen:

Doelmatig blijven handelen door zich aan te passen aan veranderende omgeving, taken, verantwoordelijkheden, en/of mensen.


  • Organisaties zijn vaak in beweging. Kunt u een beleidswijziging aangeven voor uw functie en wilt u benoemen hoe u daar mee bent omgegaan?
  • Wat zijn de specifieke cultuurverschillen tussen uw huidige organisatie en de vorige? Wat heeft dat voor uw opstelling betekend?
  • Welke problemen kwam u tegen bij verandering van functie of organisatie? Beschrijft u eens het aanpassingsproces.
  • Ik zie in uw sollicitatiebrief dat u een aantal malen van baan bent veranderd. In welke baan heeft het inwerken u de minste/meeste moeite gekost en waarom?
  • Kunt u een belangrijke verandering in de organisatie weergeven waar u in eerste instantie zelf niet achterstond? Wanneer en op basis van welke argumenten heeft u zich wel bij deze verandering neergelegd?
  • Welke problemen deden zich voor toen u de laatste keer van werkkring bent veranderd? Hoe lang heeft het geduurd voordat u gewend was? Op welke wijze heeft u zich georienteerd op de nieuwe werkkring?
  • Wilt u aangeven wat voor u het grootste verschil was tussen de mid delbare school en de universiteit? Heeft u hiertoe uw leven anders moeten inrichten om dit verschil op te vangen en zo ja, hoe?
33. Besluitvaardigheid:

Beslissingen nemen door middel van het ondernemen van acties of zich vastleggen door middel van het uitspreken van meningen.


  • Wanneer was het voor u nodig om een beslissing uit te stellen om meer bedenktijd te hebben? Hoe vaak overkomt u dat?
  • Bent u geneigd u snel vast te leggen in uitspraken? Houdt u weleens een achterdeurtje open? Wlt u hiervan een voorbeeld geven?
  • Welke beslissing was voor u het moeilijkst in de afgelopen periode? Wat maakte het zo moeilijk?
  • Is het u wel eens gebeurd dat u te lang heeft gewacht, waardoor u een kans aan u voorbij heeft zien gaan? Kunt u daarvan een voorbeeld geven?
  • Welk soort beslissingen neemt u in het algemeen snel en voor welke beslissingen heeft u meestal meer tijd nodig? Kunt u voorbeelden geven?
  • Als het gaat om de keuze tussen lopende en toekomstige werkzaam heden/activiteiten, hoe stelt u dan prioriteiten in uw werk?
  • Kunt u enkele recente problemen in uw werkzaamheden beschrijven? Welke acties heeft u ondernomen om deze problemen op te lossen?
  • Wat waren in de afgelopen week/maand de belangrijke beslissingen die heeft genomen? Kunt u aangeven waarom dit een belangrijke beslissing was? Hoe bent u tot uw deze beslissing gekomen?
34.Discipline:

Zich voegen naar het beleid en de procedures van de organisatie. Bij veranderingen bevestiging zoeken bij de juiste autoriteit.


  • Wat is uw mening over de 'huishoudelijke reglementen' van organisaties? Bijvoorbeeld gedragsregels voor school, sportvereniging, klaverjasclub, bedrijf, etc. Beschrijf een situatie waarin voor u deze regels heel praktisch waren of juist niet.
  • Geef een voorbeeld van een (beleids)beslissing of uitspraak waarmee u het niet eens was. Hoe heeff u toen gehandeld?
  • Bent u in uw functie weleens geconfronteerd met regels, die op zich zelf wel nuttig zijn, maar die u op dat moment en in die situatie niet goed uitkwamen? Hoe heeft u toen gehandeld?
  • Wat zijn de belangrijkste veiligheidsvoorschriffen in uw organisatie?
  • Kunt u een voorbeeld geven van een situatie waarin u deze voor schriften niet zou moeten volgen?
  • Hoe bereidt u zich voor uw vakantie, hoe gaat u dan te werk? Hoe heeft de voorbereiding op uw laatste vakantie aangepakt?
35. Durf:

Risico's aangaan om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel te behalen.


  • Kunt u situatie benoemen waarin u meer of minder 'riskante' beslissingen - zakelijk of prive - heeft genomen, die naderhand positief zijn uitgepakt? En negatief?
  • Geeft u in een vergadering weleens als eerste uw mening over een 'hot item'? Ook als u geen enkele zekerheid hebt over de reacties van anderen?
  • Heeft u weleens een beslissing moeten nemen, waarbij u niet alle ter zake doende gegevens tot uw beschikking had? Beschrijf deze situatie eens.
  • Kunt u situaties uit uw werk weergeven waarbij totaal geen risico's meespelen?
  • Houdt u van werksituaties met een bepaald gok element? Zo ja, geef een situatie weer waarin zich dat daadwerkelijk heeft voorgedaan.
  • Heeft zich in uw werk onlangs een beslissing voorgedaan die meer risico's met zich meebracht dan gebruikelijk is? Beschrijft u deze situatie eens.
36. Integriteit:

Handhaven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in activiteiten die met de functie te maken hebben.


  • Heeft u weleens uw principes overboord gezet om uw doel te berei ken? Kunt u hiervan een voorbeeld geven?
  • ledere verkoper over-accentueert weleens de kwaliteiten van de pro dukten die hij verkoopt. Kunt u een situatie weergeven waarin en hoe u dat deed?
  • ledereen heeft een manier om goede cijfers op school te behalen, bijvoorbeeld door oude proefwerken te achterhalen of een leraar proefwerkvragen te onffutselen. Had u tijdens uw schooltijd daar ook een vernuftige manier voor? Hoe denkt u daar nu over?
  • Hoe ver gaat een gemiddelde vertegenwoordiger volgens u om een verkoop te realiseren? Hoe ver gaat u?
  • Heeft u wel eens te maken gehad met een ontslagzaak? Wanneer acht u zich in mindere mate gebonden aan de binnen uw bedrijf gel dende normen bij ontslag? Geef eens een voorbeeld?
  • Kunt u een situatie geven uit uw werk, waarin u aan uw principes vasthield, waardoor u een opdracht niet heeft gekregen?
  • Soms moeten we de waarheid weleens een klein beetje geweld aan doen in de confrontatie met een moeilijke of kwetsbare persoon. Kunt u daar een voorbeeld van geven uit uw eigen praktijk?
37. Omgaan met details:

Langdurig en effectief kunnen omgaan met detailinformatie.


  • Hoe controleert u zelf uw werk op fouten? Wanneer was de laatste keer dat u dit heeft gedaan? Hoe heeft u dat gedaan?
  • Heeft u weleens een beslissing genomen om een voorgeschreven procedure niet te volgen? Op welk moment nam u die beslissing?
  • Wanneer bent u naar uw leidinggevende gegaan in verband met een beslissing die u nam?
  • Beschikt u over een archief voor persoonlijk gebruik? Hoe heeft u uw archief opgezet?
  • Kunt u een voorbeeld geven van een situatie in uw werk, waarin u een grote hoeveelheid gegevens moest verwerken?
38. Stressbestendigheid:

Effectief blijven presteren onder tijdsdruk, bij tegenslag, teleurstelling of tegenspel.


  • Waarover heeft u zich het meest opgewonden de laatste tijd?
  • Waarover heeft u zich het minst opgewonden?
  • Welke omstandigheden maken dat u goed kunt werken? Kunt u meer vertellen over een dergelijke situatie?
  • Geeft u eens een situatie weer waarin u geconfronteerd werd met sterke tegenstand tijdens een discussie.
  • Bent u wel eens geconfronteerd met een spanningsvolle situatie zoals een ongeluk, een aanrijding, een verdrietige situatie. Wat heeft u toen gedaan?
  • Wat was de laatste keer dat u uw geduld heeft verloren? Waarom was dat?
  • Waaraan heeft u tijdens uw werk een grote hekel? Wanneer heeft zich dit het laatst voorgedaan?
  • Allemaal raken we wel een keer gefrustreerd of ongeduldig. Wanneer deed zich dat bij u de laatste keer voor? Wat was er toen gebeurd?
  • Kunt u zich nog een moeilijke of zware dag herinneren. Op welke manier heeft u zich na die dag kunnen ontspannen?
  • Kunt u een onderdeel van uw werk benoemen dat werkelijk aan tijd is gebonden? Hoe gaat u hiermee?
  • Heeft u weleens het gevoel gehad, dat men u onder druk zet?
  • Kunt u zich nog een felle discussie voor de geest halen waaraan u hebt deelgenomen? Hoe heeft u zich hierin opgesteld?
39. Vasthoudendheid:

Bij een bepaald actieplan of opvatting blijven totdat het hoogste doel is bereikt of ophoudt redelijkerwijs bereikbaar te zijn.


  • Men zegt: de aanhouder wint. In welke situatie heeft u dat voor het laatst over uzelf kunnen zeggen?
  • Welke redenen waren er de oorzaak van dat u die cursus/opleiding niet heeft kunnen voltooien?
  • Kunt u zich een situatie voor de geest halen waarin sprake was van onderhandelen? Hoe heeft u toen het beste resultaat kunnen bereiken?
  • Om te bereiken wat u nu bent, wat was de grootste hindernis?
  • Gewild of ongewild kun je in een discussie verzeild raken. Kunt u zich een dergelijke discussie herinneren? Wat heeft u toen gedaan?
  • Kunt u een voorbeeld geven van een opdracht of project, waarbij er een lange tijd tussen de start en de afronding zat? Welke acties heeft ondernomen in die situatie om uw inspiratie niet te verliezen?
  • Kent u het gevoel 'te snel te hebben toegegeven'? Zo ja, wanneer was dat? Geef een gebeurtenis weer waarvan u achteraf vindt dat u niet genoeg heeft aangehouden.
  • Heeft het zich wel eens voorgedaan dat u een goed idee heeft door gegeven aan uw leidinggevende/collega en dat deze er verder niets mee heeft gedaan? Hoe heeft u daarop gereageerd?
  • Welk vak heeft u op school/universiteit de meeste moeite gekost? Wat heeft u daaraan gedaan?


Home Database competentieprofielen Vragen of tips over deze aanpak kunt u zenden naar: Wim van Osch
Vrij voor gebruik onder bronvermelding - Laatst bijgewerkt 3-5-2010